Gepubliceerd op 7 februari 2017
Antwoord:
De belangrijkste in de algemene controlenormen opgenomen bepalingen inzake het gebruik van een toelichtende paragraaf verduidelijkten dat “wanneer een betekenisvolle onzekerheid bestaat die geen onthoudende verklaring verantwoordt, de revisor een toelichtende paragraaf aan zijn verklaring zonder voorbehoud kan toevoegen. Een toelichtende paragraaf is vereist wanneer zich een betekenisvol probleem inzake de bedrijfscontinuïteit voordoet (…). Opdat een toelichtende paragraaf mag toegevoegd worden, moet de revisor kunnen verwijzen naar een melding van de onzekerheid in de toelichting van de (geconsolideerde) jaarrekening of in het (geconsolideerd) jaarverslag. (…) Onder onzekerheid moet worden verstaan, een situatie waarvan de afloop afhankelijk is van toekomstige verrichtingen of gebeurtenissen, die niet onder de rechtstreekse controle vallen van de entiteit en die een weerslag op de (geconsolideerde) jaarrekening kunnen hebben.”
Samenvattend kan worden gesteld dat de commissaris in zijn verslag een toelichtende paragraaf kon opnemen in geval van een in de jaarrekening of in het jaarverslag omschreven betekenisvolle onzekerheid, maar dat het gebruik van dergelijke paragraaf vereist was wanneer zich een betekenisvol probleem inzake de bedrijfscontinuïteit voordeed.
De bepalingen van de ISA’s betreffende de continuïteit van de entiteit (ISA 570) en het gebruik van paragrafen ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden of paragrafen inzake overige aangelegenheden (ISA 706) zijn veel duidelijker dan de bepalingen van de algemene controlenormen.
Inzake continuïteit is ISA 570 immers zeer specifiek over het soort oordeel dat moet worden geformuleerd wanneer de commissaris (i) zich in de onmogelijkheid bevindt om te beslissen of er sprake is van een onzekerheid van materieel belang of (ii) van mening is dat er sprake is van een onzekerheid van materieel belang met betrekking tot de continuïteit.
In dit laatste geval moeten de kwaliteit van de verstrekte informatie alsook het al dan niet passend hanteren van de continuïteitsveronderstelling door de commissaris in aanmerking worden genomen. Deze elementen worden onder andere uitvoerig beschreven in de beslissingsboom opgenomen in bijlage 6, “Samenvatting van de types van het tot uitdrukking te brengen oordeel in het kader van de continuïteit,” van de ICCI-brochure 2013/3 over het commissarisverslag.
Het gebruik van een paragraaf ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden of een paragraaf inzake overige aangelegenheden (ISA 706) blijkt uit de definities opgenomen in paragraaf 5:
(a) paragraaf ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden – Een in de controleverklaring opgenomen paragraaf waarin wordt verwezen naar een aangelegenheid die op passende wijze in de financiële overzichten is gepresenteerd of toegelicht en die, op grond van de oordeelsvorming van de auditor, dermate belangrijk is dat ze fundamenteel is voor het begrip van gebruikers van de financiële overzichten;
(b) paragraaf inzake overige aangelegenheden – Een in de controleverklaring opgenomen paragraaf waarin wordt verwezen naar een andere aangelegenheid dan de in de financiële overzichten gepresenteerde of toegelichte aangelegenheden die, op grond van de oordeelsvorming van de auditor, relevant is voor het begrip van gebruikers van de controle, de verantwoordelijkheden van de auditor of de controleverklaring.
Deze twee definities leggen duidelijk de nadruk op de verschillen die bestaan ten opzichte van de toelichtende paragraaf, zoals hierboven samengevat.
Ten slotte is het nuttig te verduidelijken dat de paragraaf ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden, net als de toelichtende paragraaf, wordt opgenomen onmiddellijk na de oordeelsparagraaf. De paragraaf ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden zal worden gevolgd door de pararagraaf inzake overige aangelegenheden, behalve wanneer deze betrekking heeft op het verslag betreffende overige door wet- en regelgeving gestelde eisen.
______________________________
Disclaimer: De Stichting Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) geeft op een autonome wijze, dus los van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR), antwoorden op vragen van bedrijfsrevisoren met betrekking tot revisorale opdrachten. Deze adviezen vertegenwoordigen dus niet noodzakelijk het standpunt van de Raad van het IBR. Het formeel standpunt van het IBR kan enkel via de officiële organen, met name de Raad of, in voorkomend geval, het Uitvoerend comité worden ingewonnen. Hoewel het ICCI met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele waarborg geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. De FAQ’s betreffende de ISA’s, ISRE’s en ISQC 1 werden opgesteld in overleg met de werkgroep ISA & ISQC 1 en de Commissie Normen van het IBR.