Gepubliceerd op 5 juli 2019
Antwoord:
Bij de raming van het ereloon voor de controleopdracht bij de genoteerde vennootschap waar een commissaris werd benoemd, dient deze zich voorafgaandelijk te vergewissen over de structuur van deze vennootschap en haar filialen. Indien de commissaris deze informatie niet heeft opgevraagd, is de reactie van de raad van bestuur begrijpelijk om zijn verzoek voor aanvullende erelonen te betwisten.
Alhoewel de commissaris oordeelt dat een audit van de betrokken dochteronderneming noodzakelijk is om zich te kunnen uitspreken over de geconsolideerde jaarrekening, heeft hij evenwel geen verplichting om deze controle uit te voeren zonder een gepast ereloon. Het gevolg van een dergelijke beslissing zou natuurlijk zijn dat de commissaris een verklaring met voorbehoud of wellicht een onthoudende verklaring moet afleveren. Dergelijk verslag zou wellicht ook te worden betwist door de raad van bestuur van de moedervennootschap die mogelijks zou beweren dat het ereloon van de commissaris de controle dekte van de volledige groep.
In dit verband is het passend de aandacht te vestigen op de volgende opmerkingen:
1. Onvoorziene werken op het moment dat de offerte wordt ingediend rechtvaardigen een vraag om bijkomende erelonen. Een verzoek in deze zin dient evenwel te gebeuren van zodra de commissaris zich bewust wordt van de noodzaak en van het “onvoorzienbaar” karakter van deze prestaties. De commissaris kan evenwel geen bijkomende erelonen aanrekenen zonder de goedkeuring van de raad van bestuur en van de algemene vergadering.
2. In zijn Advies 2019/10[1], heeft de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren verklaard dat: “Een aanhoudend conflict over het bedrag van de honoraria of over de betaling van de honoraria kan een reden zijn voor de commissaris om zijn ontslag in te dienen tijdens de algemene vergadering.”
3. De commissaris kan ongetwijfeld ontslag nemen indien hij van oordeel is in deze omstandigheden niet verder de functie als commissaris te kunnen uitoefenen. Het Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen stelt duidelijk dat de honoraria van de commissaris hem moeten toelaten zijn controle uit te voeren overeenkomstig de internationale auditstandaarden (art. 134, § 2 W. Venn. / art. 3:65, § 2 WVV)
4. De commissaris kan eenzijdig zijn ontslag aanbieden. Hij kan dit slechts doen voor zover het boekhoudkundig jaareinde niet voorbij is, zoniet moet hij eerst verslag uitbrengen over de controle van deze betrokken jaarrekening. De beweegredenen voor het ontslag moeten schriftelijk worden uiteengezet. Het ontslag kan slechts worden aanvaard door een algemene vergadering, hetzij de gewone hetzij een buitengewone algemene vergadering.
De commissaris moet tevens de algemene vergadering verzoeken om in zijn vervanging te voorzien. In het voormeld advies verklaart de Raad van het Instituut inderdaad: “dat het niet denkbaar is dat het mandaat voortijdig wordt beëindigd zonder dat er een verslag wordt uitgebracht over de jaarrekening van een reeds verstreken boekjaar, wanneer de commissaris nog per einde boekjaar in functie was.”.
5. De Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren is van oordeel dat: “In dit geval moet de commissaris zijn ontslag tijdens de algemene vergadering indienen en de redenen voor zijn ontslag schriftelijk motiveren (motiveringsplicht). Indien nodig kan de commissaris zelfs een algemene vergadering bijeenroepen om zijn ontslag in te dienen.”. Indien de vennootschap een ondernemingsraad heeft, moet de commissaris voorafgaandelijk de ondernemingsraad schriftelijk kennis geven van de redenen voor zijn ontslag (art. 159, tweede lid W. Venn. / art. 3:91, tweede lid WVV).
[1] Cf. IBR, Advies 2019/10 van de Raad betreffende de onderbreking van het commissarismandaat, 9 april 2019, p. 7, https://www.ibr-ire.be/nl/actueel/news-detail/advies-2019-10.
Zie ook advies.
______________________________
Disclaimer: De Stichting Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) geeft op een autonome wijze, dus los van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR), antwoorden op vragen van bedrijfsrevisoren met betrekking tot revisorale opdrachten. Deze adviezen vertegenwoordigen dus niet noodzakelijk het standpunt van de Raad van het IBR. Het formeel standpunt van het IBR kan enkel via de officiële organen, met name de Raad of, in voorkomend geval, het Uitvoerend comité worden ingewonnen. Hoewel het ICCI met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele waarborg geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. De FAQ’s betreffende de ISA’s, ISRE’s en ISQC 1 werden opgesteld in overleg met de werkgroep ISA & ISQC 1 en de Commissie Normen van het IBR.