Gepubliceerd op 5 juli 2019
Antwoord:
Krachtens artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen worden enkel beschouwd als “kleine” vennootschappen, de vennootschappen die niet meer dan één van de in dit artikel voorziene criteria overschrijden en dit zowel voor het laatst als het voorlaatst afgesloten boekjaar.
Overeenkomstig artikel 141, 2° van het Wetboek van vennootschappen moeten deze “kleine” vennootschappen geen commissaris benoemen voor zover zij niet genoteerd zijn en geen deel uitmaken van een groep die gehouden is een geconsolideerde jaarrekening op te stellen en te publiceren (in België of in het buitenland).
Met betrekking tot de formulering van de tekst van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen, heeft het Instituut van de Bedrijfsrevisoren zijn standpunt als volgt geformuleerd in zijn Jaarverslag 2004 (p. 91 en volgende):
"2.4.1. Inleiding
Artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen (vroeger art. 64, § 2
van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en dat
betrekking heeft op het begrip “kleine vennootschap”), is niet gemakkelijk
aan te wenden. De huidige formulering van de wettelijke tekst geeft aanleiding tot verwarring. Immers, zowel in de eerste als de tweede paragraaf wordt er verwezen naar het vorig boekjaar.
De Raad is van mening dat de wetgever in werkelijkheid de situatie
die de bovenhand had vóór het Wetboek van vennootschappen niet heeft
willen wijzigen. Op dezelfde wijze kan men zich niet voorstellen dat hij in het bijzonder afstand heeft willen nemen van de juiste omzetting van de Vierde Europese Vennootschapsrichtlijn die hij tevoren had uitgewerkt. Een reparatiewet van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen zou niettemin welkom zijn.
2.4.2. Kleine vennootschap
De Raad is van mening dat de wettekst, die tot verwarring aanleiding
geeft, moet worden geïnterpreteerd net als de vroegere tekst van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, in die zin dat alle vennootschappen groot zijn (en derhalve een commissaris moeten benoemen), tenzij men zich bevindt in één van de volgende hypotheses:
2.4.3. Benoeming van een commissaris
Een vennootschap, die als groot moet worden beschouwd, gaat onmiddellijk over tot de benoeming van een commissaris (cf. art. 131 W. Venn. : “Bij ontstentenis van commissarissen of wanneer alle commissarissen zich in de onmogelijkheid bevinden om hun taak uit te voeren wordt onmiddellijk in de benoeming of vervanging van de commissarissen voorzien. ”). In de meeste gevallen stelt de vennootschap die groot wordt zich echter tevreden met het ertoe overgaan in de loop van de eerste gewone algemene vergadering die volgt op de kennisname van het feit dat ze niet meer klein is.
Voorbeeld: tijdens de boekjaren 1, 2 en 3 overschrijdt de vennootschap
de criteria niet; tijdens boekjaar 4 overschrijdt ze de criteria. De vennootschap zal als klein worden beschouwd voor de boekjaren 3 en 4, aangezien ze de twee voorafgaande boekjaren iedere keer onder de criteria was gebleven. Daarentegen zal ze als groot worden beschouwd vanaf boekjaar 5 (de voorwaarde van de twee voorafgaande boekjaren is niet meer vervuld). Men zal gewoonlijk overgaan tot de benoeming bij een gewone algemene vergadering die gehouden wordt tijdens boekjaar 5.”
Zie ook advies.
______________________________
Disclaimer: De Stichting Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) geeft op een autonome wijze, dus los van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR), antwoorden op vragen van bedrijfsrevisoren met betrekking tot revisorale opdrachten. Deze adviezen vertegenwoordigen dus niet noodzakelijk het standpunt van de Raad van het IBR. Het formeel standpunt van het IBR kan enkel via de officiële organen, met name de Raad of, in voorkomend geval, het Uitvoerend comité worden ingewonnen. Hoewel het ICCI met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele waarborg geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. De FAQ’s betreffende de ISA’s, ISRE’s en ISQC 1 werden opgesteld in overleg met de werkgroep ISA & ISQC 1 en de Commissie Normen van het IBR.