Vanaf wanneer dienen in een commissarisverslag, de nieuwe artikelen van het Wetboek van vennootschapen en verenigingen te worden vermeld?

Gepubliceerd op 5 juni 2019

het commissarisverslag > commissarisverslag

Antwoord:

Artikel 39, § 1 van de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen bepaalt:

Op de vennootschappen, verenigingen en stichtingen die bestaan op de dag van de inwerkingtreding van deze wet is het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voor het eerst van toepassing op 1 januari 2020. Vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid, en stichtingen worden geacht te bestaan vanaf de dag waarop zij rechtspersoonlijkheid hebben verkregen.”

Sinds 1 mei 2019 is het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) enkel van toepassing, , op nieuwe opgerichte vennootschappen, verenigingen en stichtingen.

Bij reeds bestaande (opgericht vóór 1 mei 2019) vennootschappen, verenigingen en stichtingen wordt het WVV van toepassing vanaf 1 januari 2020, behalve voor vennootschappen, verenigingen en stichtingen die hebben gekozen voor een opt-in, waarop het WVV pas van toepassing is vanaf de publicatie van de statutenwijziging in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. Behoudens deze uitzondering en tot 1 januari 2020, is het Wetboek van vennootschappen nog steeds van toepassing op de bovengenoemde vennootschappen.


Op grond van het voorgaande zijn we van mening dat het commissarisverslag op heden nog steeds naar het Wetboek van vennootschappen moet verwijzen.


Voor meer informatie over het WVV, verwijzen wij naar de speciale pagina op de website van het IBR (in het bijzonder de FAQ betreffende de overgang naar het WVV).

Vorige pagina

______________________________

Disclaimer: De Stichting Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) geeft op een autonome wijze, dus los van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR), antwoorden op vragen van bedrijfsrevisoren met betrekking tot revisorale opdrachten. Deze adviezen vertegenwoordigen dus niet noodzakelijk het standpunt van de Raad van het IBR. Het formeel standpunt van het IBR kan enkel via de officiële organen, met name de Raad of, in voorkomend geval, het Uitvoerend comité worden ingewonnen. Hoewel het ICCI met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele waarborg geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. De FAQ’s betreffende de ISA’s, ISRE’s en ISQC 1 werden opgesteld in overleg met de werkgroep ISA & ISQC 1 en de Commissie Normen van het IBR.