18 november 2022
Dient het beroepsgeheim te worden gevolgd bij een verzoek van de Thesaurie als gevolg van een kennisgeving inzake het UBO-register (om bijkomende documentatie en bewijsstukken te bezorgen ter staving van het verschil), en mag er derhalve geen documentatie aangeleverd worden of geldt het beroepsheim in deze niet?
“Wij verwijzen naar de mededeling 2021/13 waarin vermeldt staat dat de commissaris elk verschil welke hij vaststelt bij de UBO-registratie dient te melden aan de Administratie van de Thesaurie. Wij stellen vast dat na dergelijke melding er vanuit het UBO-register aan ons gevraagd wordt om bijkomende documentatie en bewijsstukken te bezorgen ter staving van het verschil. Onze vraag luidt of wij ons beroepsgeheim hieromtrent dienen te volgen en wij deze documentatie niet mogen aanleveren of dat wij toch verplicht zijn deze documentatie te overhandigen aan de Administratie en het beroepsgeheim in deze niet geldt.”
Ҥ 1. De onderworpen entiteiten maken langs elektronische weg aan de Administratie van de Thesaurie melding van ieder verschil dat zij vaststellen tussen de informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register en de informatie over uiteindelijke begunstigden waarover zij beschikken.
(…)
In afwijking van het eerste lid, delen de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 23° tot en met 28°, het vastgesteld verschil bedoeld in hetzelfde lid niet mee, wanneer de informatie en inlichtingen van één van hun cliënten ontvangen werd of over één van hun cliënten verkregen werd tijdens de bepaling van de rechtspositie van deze cliënt, of in de uitoefening van hun opdracht die cliënt in of in verband met een rechtsgeding te verdedigen of te vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie of inlichtingen vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen, tenzij de bedoelde onderworpen entiteiten zelf hebben deelgenomen aan de witwasactiviteiten of de activiteiten voor financiering van terrorisme, zij juridisch advies voor witwasdoeleinden of voor financiering van terrorisme hebben verstrekt, of zij weten dat hun cliënt juridisch advies wenst voor dergelijke doeleinden.
De meldingsplicht bedoeld in het eerste lid is, indien nodig en voor zover deze vereiste hun taken niet onnodig doorkruist, van toepassing op de bevoegde autoriteiten behalve de CFI.
§ 2. Wanneer er verschillen worden gemeld, of op eigen initiatief, neemt de Administratie van de Thesaurie passende maatregelen om de informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register te bevestigen, te verbeteren, te verduidelijken, te vervolledigen of te wijzigen. Ze kan met name de betrokken informatieplichtige bedoeld in artikel 74, § 1, eerste lid, in kennis stellen van de gronden van de melding bedoeld in paragraaf 1 en vragen om de desbetreffende informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register binnen een termijn van een maand na de ontvangst van deze kennisgeving te bevestigen, te verbeteren, te verduidelijken, te vervolledigen of te wijzigen. De identiteit van de onderworpen entiteit of de bevoegde autoriteit die de melding heeft gemaakt, wordt in geen geval meegedeeld aan de betrokken informatieplichtige.
Wanneer de Administratie van de Thesaurie een mededeling doet aan een derde, de Procureur des Konings of de federale procureur inbegrepen, dan zal de identiteit van de onderworpen entiteit of de bevoegde autoriteit die de melding van een verschil als bedoeld in paragraaf 1 heeft gemaakt in geen geval meegedeeld worden.
De Administratie van de Thesaurie vermeldt in het UBO-register dat een melding bedoeld in paragraaf 1 werd gemaakt zonder te preciseren welke onderworpen entiteit of bevoegde autoriteit eraan ten grondslag ligt. Deze vermelding is alleen zichtbaar voor de bevoegde autoriteiten en wordt verwijderd zodra de informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register is bevestigd, verbeterd, verduidelijkt, vervolledigd of gewijzigd overeenkomstig het eerste lid.”.
De Juridische Commissie is van oordeel dat er in dit verband geen uitdrukkelijke uitzondering op het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor bestaat. De Administratie van de Thesaurie is derhalve niet gemachtigd om iets anders te ontvangen dan een melding en het is niet juist om daaruit af te leiden dat een onderworpen entiteit verplicht zou zijn om iets anders (bv. bijkomende documentatie en bewijsstukken) te verstrekken. Het beroepsgeheim vervalt alleen als een uitzondering uitdrukkelijk is voorzien in een duidelijke, nauwkeurige en onvoorwaardelijke wet. De anti-witwaswet kent geen dergelijke uitzondering. Temeer daar er arresten van het Grondwettelijk Hof zijn die deze oplossing voor advocaten bevestigen: het beroepsgeheim heeft voorrang.
Bijgevolg werd dan ook besloten om het ICCI te verzoeken het tegenstrijdig ICCI-advies hieromtrent op te heffen, wat intussen is gebeurd.
Trefwoorden: Beroepsgeheim, UBO-register, Administratie van de Thesaurie, anti-witwaswet, witwas
Mots clés: Secret professionnel, UBO-Registre, Administration de la Trésorerie, loi anti-blanchiment, blanchiment
______________________________
Disclaimer: Hoewel het Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele garantie geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. Het antwoord wordt alleen in de taal van de vraagsteller overgenomen. De lezer en in het algemeen de gebruiker van dit antwoord blijft als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.