24 februari 2014
Men moet een bedrijfsrevisor aanstellen. Als overheid doet men dit via een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking. In het bestek heeft men een revisor gevraagd voor de boekjaren 2013 - 2014 - 2015.
Voor 2013 was dit nodig omdat de vorige revisor zijn werkzaamheden niet verder kon doen en dus vervroegd is gestopt.
Eén van de indieners liet echter weten dat dit niet zou kunnen. Men zou het boekjaar 2016 erbij moeten nemen omdat de termijn van drie jaar pas begint te lopen vanaf de aanstelling door de algemene vergadering en dat de aanstelling voor 2013 als extra opdracht moet worden beschouwd.
Men heeft het document “de vennootschap en haar commissaris - praktische toepassingsgevallen” van 2004 (studies IBR) hierover geraadpleegd en daarin staat dat dit zo is, maar op pagina 52, punt 1.4. staat dat voor vzw's de duur van het mandaat niet geregeld is en dat dit kan gebeuren in de schriftelijke opdrachtbevestiging.
Graag had men bekeken welke termijn men het best zou hanteren.
Artikel 135 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:66 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is van toepassing op vzw’s die een commissaris hebben benoemd (zie art. 17, § 7 van de vzw-wet van 27 juni 1921 / art. 3:98, § 2 WVV). Bijgevolg is de duur van het mandaat van de commissaris van een vzw eveneens wettelijk vastgelegd op een hernieuwbare termijn van drie jaren. Deze termijn is tegelijk een dwingende minimum- en maximumtermijn.
Het principe is dat de termijn van drie jaar loopt vanaf de gewone algemene vergadering die de commissaris benoemt tot aan de gewone algemene vergadering die zich moet uitspreken over de derde jaarrekening waarover de commissaris een controleverslag moet opstellen. Na drie boekjaren verstrijkt het mandaat van de commissaris van rechtswege op de eerstvolgende gewone algemene vergadering. Meer informatie daaromtrent is te vinden in punt 6.3. van de ICCI-brochure 2007/2, Het statuut van de commissaris (Brugge, die Keure, 2007, p. 106 e.v.).
In de vraag vermeldt men dat de vorige commissaris niet verder kon doen en dus vervroegd is gestopt (gedurende het boekjaar 2013). In dit geval is het ICCI van oordeel dat het standpunt uiteengezet in punt 1.6. van de brochure Studies IBR 2004, De vennootschap en haar commissaris hier van toepassing is:
“Het mandaat begint evenwel niet te lopen vanaf het begin van het boekjaar waarop het eerste verslag van de revisor betrekking heeft. Volgens de voor vermelde beginselen (cf. supra, punt 1.2.), zal de termijn van drie jaar, eventueel afgerond, worden berekend vanaf de effectieve datum van benoeming. Een bedrijfsrevisor die b.v. op 15 februari van jaar N zogenaamd werd benoemd voor de jaren N-1, N en N+1 zal ook het jaar N+2 in zijn controle mogen opnemen, aangezien de termijn is beginnen lopen vanaf 15 februari jaar N. Het is nuttig te preciseren dat de controle over het boekjaar N-1 gebeurt als bedrijfsrevisor in de vorm van een “bijzondere opdracht”.
______________________________
Disclaimer: Hoewel het Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele garantie geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. Het antwoord wordt alleen in de taal van de vraagsteller overgenomen. De lezer en in het algemeen de gebruiker van dit antwoord blijft als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.