6 juli 2012

Is het toegestaan aan Y om te antwoorden op de vragen van Mevr. X in onder vermeld geval?

 

Mevr. X is aangesteld als commissaris bij een autonoom gemeentebedrijf (let wel, dit is geen commissaris in de zin van de vennootschapswetgeving).

Bedrijfsrevisor Y is aangesteld als commissaris, ingeschreven in het openbaar register van het IBR.

Mevr. X heeft een geheel van vragen gesteld aan bedrijfsrevisor Y.


Als antwoord op de vraag verwijst het ICCI eerst naar artikel 263quater van de nieuwe gemeentewet (waaraan een autonoom gemeentebedrijf is onderworpen):

 

Het toezicht op de financiële toestand en op de jaarrekeningen van de autonome gemeentebedrijven wordt opgedragen aan een college van drie commissarissen, die door de

gemeenteraad worden gekozen buiten de raad van bestuur van het gemeentebedrijf en waarvan ten minste één lid is van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren..

 

Verder staat de volgende passage te lezen in IBR, Jaarverslag, 2005, p. 77:

Een confrater vraagt of er een beroepsgeheim is tussen leden van een college in het kader van een mandaat van commissaris in college dat een bedrijfsrevisor uitoefent met een persoon die niet de hoedanigheid heeft van bedrijfsrevisor (bv. een lid van het Rekenhof).

 

De tekst van artikel 27, tweede lid van de wet van 22 juli 1953 [huidig artikel 79, § 1, b) van de gecoördineerde wet van 1953] vermeldt uitdrukkelijk dat de bedrijfsrevisor niet gehouden is tot het beroepsgeheim in het kader van de mededeling van een attest of van een bevestiging gericht tot een commissaris of een persoon die in een onderneming naar buitenlands recht een gelijkaardige taak uitoefent als deze van de commissaris.

 

Het is passend op te merken dat de leden van het Rekenhof lid zijn van het college van commissarissen. Welnu, binnen een college van commissarissen is er geen beroepsgeheim.[1].

 

Wel dient het gedeeld beroepsgeheim in elk geval beperkt te blijven tot de openbaarmakingen die voor de uitoefening van de opdracht strikt noodzakelijk zijn (B. De Klerck, S. Van Bellinghen, E. Vanderstappen en V. Yangandi, Het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor, ICCI 2009/2, Brugge, die Keure, 2009, p. 52, nr. 114).

 

Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat de commissaris die lid is van het IBR mag antwoorden op de vragen van de commissaris die geen lid is van het IBR omdat zij samen een college van commissarissen vormen en er onder de leden van het college geen beroepsgeheim heerst.

 

Ten slotte wenst het ICCI de aandacht te vestigen op artikel 1012 van het Wetboek van vennootschappen dat onder meer een aantal Wetboek van vennootschappen bepalingen van toepassing maakt op publiekrechtelijke rechtspersonen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen.


 

[1] Deze analyse werd tevens opgenomen in IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2009, p. 428.

______________________________

Disclaimer: Hoewel het Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele garantie geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. Het antwoord wordt alleen in de taal van de vraagsteller overgenomen. De lezer en in het algemeen de gebruiker van dit antwoord blijft als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.