2 augustus 2012

Kan een bedrijfsrevisor een mandaat van commissaris opnemen in een vennootschap waarvan hijzelf of een met hem verbonden entiteit een waardering van de aandelen heeft uitgevoerd een aantal maanden vóór de aanvang van de opdracht?

 

Als antwoord op de vraag dient het ICCI eerst mee te delen dat artikel 183ter, 4° van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 ter uitvoering van het Wetboek van vennootschappen in casu niet van toepassing is omdat dit artikel slechts van toepassing is op bedrijfsrevisoren die reeds commissaris zijn van de gecontroleerde vennootschap en bovendien op waarderingen van gegevens opgenomen in de jaarrekening van de gecontroleerde vennootschap.

 

Wel zou het ICCI graag verwijzen naar punt 4.1 tot 4.3 “Prestaties verricht binnen de twee jaar voorafgaand aan een benoeming als commissaris” van de normen van het IBR inzake bepaalde aspecten verbonden met de onafhankelijkheid van de commissaris [1], dat het volgende stipuleert:

 

“4.1. Gedurende twee jaar voorafgaand aan de benoeming tot commissaris, mag de bedrijfsrevisor of zijn netwerk geen prestaties verrichten die hun onafhankelijkheid in het gedrang zouden brengen.

 

4.2. Indien het risico van schending van de onafhankelijkheid van de commissaris, zoals

bedoeld in 4.1., onbelangrijk is, mag de bedrijfsrevisor het mandaat van commissaris

aanvaarden voor zover hij veiligheidsmaatregelen zou toepassen die het risico van schending van zijn onafhankelijkheid op een aanvaardbaar niveau zou behouden.

 

De geïdentificeerde risico’s evenals de genomen veiligheidsmaatregelen dienen te worden opgenomen in het controledossier van de commissaris bij de aanvaarding van het commissarismandaat.

 

4.3. In geval geen enkele veiligheidsmaatregel bedoeld in 4.2. passend zou lijken te zijn, moet de bedrijfsrevisor zich onthouden van een commissarismandaat.

 

De normatieve bepalingen 4.1. tot 4.3. laten dus een appreciatiemarge aan de bedrijfsrevisor om te bepalen of de diensten die in het verleden werden geleverd een aanzienlijk risico van schending van de onafhankelijkheid creëren en laat hem toe om veiligheidsmaatregelen te nemen om dit risico in te perken.

 

Het is dan ook aan de beroepsbeoefenaar zelf en onder zijn verantwoordelijkheid, en niet deze van het ICCI, om de feitelijke toestand te beoordelen inzake mogelijke risico’s met betrekking tot de onafhankelijkheid.

 

Tenslotte wenst het ICCI erop te wijzen dat, conform artikel 133, § 10 van het Wetboek van vennootschappen, de commissaris in principe altijd het advies kan vragen van het Advies- en controlecomité (ACCOM) over de verenigbaarheid van een prestatie van de commissaris (of van een lid van zijn netwerk) met de onafhankelijkheidsregels. Het mandaat van de leden van de ACCOM is echter verlopen en is tot op heden nog niet hernieuwd. Het gevolg hiervan is dat het ACCOM momenteel niet meer zetelt.



[1] Deze normen zijn integraal te raadplegen op de volgende website: Normen-inzake-bepaalde-aspecten-die-verband-houden-met-de-onafhankelijkheid-van-de-commissaris.aspx.

______________________________

Disclaimer: Hoewel het Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele garantie geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. Het antwoord wordt alleen in de taal van de vraagsteller overgenomen. De lezer en in het algemeen de gebruiker van dit antwoord blijft als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.