10 april 2020
1. Kwalificeert COVID-19 als een “non adjusting subsequent event” en hoe dit verwerken in de financiële rapportering?
Impact van COVID-19 op de financiële rapportering en op de taak van de auditor
1.1. Uitgangspunt
1.2. Overzicht
1.2.1. Impact van COVID-19 als “non adjusting event” op de financiële rapportering
1.2.2. Impact van COVID-19 als “non adjusting event” op de taak van de auditor
Het hierna opgenomen overzicht gaat uit van de het geval waarbij het boekjaar eindigt op
31 december 2019.
In de praktijk is men het erover eens dat, voor afsluitingen per 31 december 2019, COVID-19 kwalificeert als een “non adjusting”-gebeurtenis na balansdatum omdat de ontwikkeling en verspreiding van het COVID-19-epidemie over het algemeen omstandigheden zijn die zijn ontstaan na de balansdatum van 31 december 2019. Bijgevolg dient de balans of de resultatenrekening van de jaarrekening per 31 december 2019 niet te worden aangepast.
Verder dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen de gevolgen van gebeurtenissen na balansdatum op het vlak van:
- financiële rapportering ; en
- werkzaamheden van de auditor.
We verwijzen hiervoor naar onderstaand onderdeel, respectievelijk punten 1.2.1 en 1.2.2.
De notie “gebeurtenissen na balansdatum” verwijst naar de gebeurtenissen die plaatsvinden tussen de einddatum van de financiële overzichten en de datum van de controleverklaring enerzijds, en naar feiten die ter kennis van de auditor komen na de datum van de controleverklaring anderzijds.
Deze gevolgen zijn tevens verschillend naargelang de periode waarin deze zich voordoen. Deze periodes verschillen op hun beurt ook naargelang wordt ingegaan op de gevolgen inzake financiële rapportering en de gevolgen op het vlak van de werkzaamheden van de auditor.
Dit alles wordt verduidelijkt in het hieronder weergegeven overzicht.
Het hiervoor gehanteerd referentiekader is:
- KB WVV en CBN 2018/08[1];
- IAS 10 (indien van toepassing).
Concreet kunnen er bij afsluiting van het boekjaar op 31 december 2019 drie periodes worden onderscheiden:
1. Gebeurtenissen die zich voordoen vanaf 1 januari 2020 tot vaststelling van de jaarrekening door het bestuursorgaan;
2. Gebeurtenissen die zich voordoen vanaf vaststelling van de jaarrekening door het bestuursorgaan tot goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering;
3. Gebeurtenissen die zich voordoen na goedkeuring en publicatie van de jaarrekening.
Periode:
Gevolgen: |
PERIODE 1: vanaf 1 januari 2020 tot vaststelling van de jaarrekening door het bestuursorgaan |
PERIODE 2: vanaf vaststelling van de jaarrekening door het bestuursorgaan tot goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering |
PERIODE 3: na goedkeuring en publicatie van de jaarrekening |
Her-evaluatie van de continuïteitsveronderstelling en gebeurlijke overschakeling naar discontinuïteit[2] |
JA |
JA |
Gebeurlijke correctie van de publiek gemaakte jaarrekening in toepassing van art. 3:19 WVV. |
Aanpassing jaarrekening (indien continuïteitsveronderstelling kan aangehouden blijven) |
NEE |
NEE |
NEE |
Aanpassing toelichting[3] |
JA |
JA |
Gebeurlijke correctie van de publiek gemaakte jaarrekening in toepassing van art. 3:19 WVV. |
Vermelding gebeurtenis na balansdatum in jaarverslag[4] |
JA |
JA |
Indien de jaarrekening wordt gecorrigeerd, lijkt het aangewezen ook het jaarverslag te corrigeren. |
Zoals in voetnoot 2 gesteld, wijkt CBN 2018/08 op fundamenteel wijze af van het IFRS-referentiekader door te stellen dat enkel “non adjusting events” geen aanleiding kunnen geven tot het verlaten van de going concern assumptie, ook al staat vast dat genoemde feiten het einde van de onderneming impliceren.
Uit voorgaand overzicht blijkt dat er zich situaties kunnen voordoen waarbij een jaarrekening over boekjaar 2019, zelfs al is deze reeds goedgekeurd en gepubliceerd, zal moeten worden gecorrigeerd.
We herinneren eraan dat artikel 3:19 WVV[5] de wettelijke verplichting tot correctie van een jaarrekening onder bepaalde omstandigheden heeft geïntroduceerd: genoemd artikel voorziet in de verplichting de jaarrekening te corrigeren in geval van inbreuk op het boekhoudrecht waardoor de jaarrekening geen getrouw beeld geeft. Dit laatste is ons inziens het geval indien de continuïteitsveronderstelling niet langer toepasselijk is en de jaarrekening op dit punt niet werd gecorrigeerd (zie hiervoor de FAQ COVID-19: Going Concern).
Het voorgaande leidt tot een nieuwe verklaring “Verslag over de gecorrigeerde jaarrekening” waarbij een paragraaf inzake overige aangelegenheden is opgenomen.
Het hiervoor gehanteerd referentiekader is: ISA 560. Concreet kunnen er bij afsluiting van het boekjaar op 31 december 2019 drie periodes worden onderscheiden:
1. Gebeurtenissen die zich voordoen vanaf 1 januari 2020 tot de datum van ondertekening vande controleverklaring;
2. Gebeurtenissen die zich voordoen vanaf de datum van ondertekening van de controleverklaring tot de publicatie van de financiële informatie;
3. Gebeurtenissen die zich voordoen na de publicatie van de financiële informatie.
Periode:
Gevolgen: |
PERIODE 1: vanaf 1 januari 2020 tot ondertekening verklaring |
PERIODE 2: vanaf ondertekening verklaring tot publicatie financiële informatie |
PERIODE 3: na publicatie financiële informatie |
Taak van de auditor |
Op de auditor rust een actieve onderzoeksplicht |
Op de auditor rust geen actieve onderzoeksplicht. Wordt evenwel aan de auditor een feit bekend dat, mocht het de auditor op de datum van de controleverklaring bekend zijn geweest, tot een wijziging door de auditor van de controleverklaring had kunnen leiden, dient de auditor actie te ondernemen. |
Gebeurtenissen die zich voordoen vanaf 1 januari 2020 tot de datum van ondertekening van de controleverklaring (periode 1)
De auditor voert controlewerkzaamheden uit om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen dat alle gebeurtenissen die zich voordoen en een aanpassing van of een toelichting in de financiële overzichten vereisen, zijn geïdentificeerd (ISA 560, par. 6). De auditor dient rekening te houden met de risico-inschatting bij het bepalen van de aard en omvang van deze controlewerkzaamheden die het volgende dienen te omvatten (ISA 560, par. 7):
a) inzicht verwerven in de procedures van het management om ervoor te zorgen dat gebeurtenissen na de einddatum van de verslagperiode worden geïdentificeerd;
b) inlichtingen opvragen bij het management en, in voorkomend geval, bij de met governance belaste personen of er zich zo’n gebeurtenissen hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn op de financiële overzichten;
c) lezen van eventuele notulen van na de datum van de financiële overzichten gehouden vergaderingen van de aandeelhouders, het management en de met governance belaste personen en verzoeken om inlichtingen inzake aangelegenheden die in dergelijke vergaderingen zijn besproken en waarvan nog geen notulen beschikbaar zijn;
d) lezen van de eventuele meest recente tussentijdse financiële overzichten na de einddatum van de verslagperiode.
Indien de auditor gebeurtenissen identificeert die aanpassing van of toelichting in de financiële overzichten noodzakelijk maken, dient hij te bepalen of elk van deze gebeurtenissen op passende wijze in die financiële overzichten is weerspiegeld in overeenstemming met het van toepassing zijnde stelsel inzake financiële verslaggeving (ISA 560, par. 8)
Verder dient de commissaris het management en, in voorkomend geval, de met governance belaste personen te verzoeken, overeenkomstig ISA 580, een schriftelijke bevestiging te verstrekken dat alle gebeurtenissen die zich na de datum van de jaarrekening hebben voorgedaan en waarvoor het van toepassing zijnde stelsel inzake financiële verslaggeving een aanpassing of toelichting vereist, zijn aangepast of toegelicht (ISA 560, par. 9)
Gebeurtenissen die zich voordoen vanaf de datum van ondertekening van de controleverklaring tot de publicatie van de financiële informatie en gebeurtenissen die zich voordoen na de publicatie van de financiële informatie (periodes 2 en 3)
Na de datum van ondertekening van de controleverklaring heeft de auditor geen actieve zoekplicht meer betreffende gebeurtenissen na de einddatum van de verslagperiode, tenzij een feit te zijner kennis komt dat, indien hij hiervan kennis had op de datum van de controleverklaring, hem ertoe zou hebben gebracht zijn verklaring te wijzigen.
Er kan echter moeilijk worden ontkend dat iedere auditor op de hoogte is van COVID-19. Dit houdt dan ook in dat van de auditor wordt verwacht dat hij in deze periodes de door ISA 560 voorgeschreven acties onderneemt.
Deze acties houden in (ISA 560, par. 10 en 14):
a) De aangelegenheid te bespreken met het management en, in voorkomend geval, met de met governance belaste personen;
b) Te bepalen of het noodzakelijk is dat een wijziging in de financiële overzichten wordt aangebracht en zo ja;
c) Inlichtingen in te winnen over de wijze waarop het management voornemens is deze aangelegenheid in de financiële overzichten te behandelen.
Indien de entiteit overgaat tot het verbeteren van de jaarrekening, dient de commissaris deze te controleren en zich ervan te vergewissen dat ze wordt neergelegd. Overeenkomstig ISA 560, par. 15, dient de commissaris de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a) de controlewerkzaamheden met betrekking tot de wijziging uit te voeren die in de omstandigheden noodzakelijk zijn;
b) de stappen te beoordelen die door het management zijn genomen zodat allen die in het bezit zijn van de eerder gepubliceerde jaarrekening, van de situatie op de hoogte worden gebracht;
c) de controlewerkzaamheden als bedoeld in de paragrafen 6 en 7 van ISA 560 uit te breiden tot aan de datum van het nieuw verslag dat niet eerder gedateerd mag zijn dan de goedkeuringsdatum van de gewijzigde jaarrekening; en
d) een nieuw verslag te verstrekken.
Met betrekking tot het nieuw verslag, en overeenkomstig ISA 560, paragraaf 16, dient de commissaris een paragraaf ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden dan wel een paragraaf inzake overige aangelegenheden op te nemen waarin wordt verwezen naar de toelichting in de jaarrekening waarin de redenen van de wijziging van de eerder gepubliceerde jaarrekening nader worden behandeld, alsmede naar het eerder door de commissaris verstrekte verslag.
[2] CBN 2018/08 wijkt op fundamentele wijze af van IFRS: volgens IFRS geven “non adjusting events” (zoals COVID-19) geen aanleiding tot aanpassing van de financiële rapportering TENZIJ de continuïteit op definitieve wijze is gecompromitteerd. Spijtig genoeg volgt CBN 2018/08 niet deze zelfde logica.
[3] Indien COVID-19 van materieel belang is, noopt dit, overeenkomstig de artikelen 3:82, XVII, E. en 3:164, XVII, E. KB WVV, tot een vermelding van hun aard en financiële gevolgen in de toelichting van het volledig model onder “Aard en financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de resultatenrekening of balans worden weergegeven”.
Bovendien schrijft het beginsel van het getrouwe beeld in artikel 3:1, tweede lid KB WVV voor dat deze materiële gebeurtenissen desgevallend in de toelichting van het verkort model en het micromodel onder “Andere in de toelichting te vermelden inlichtingen” meegedeeld worden (CBN-advies 2018/08, nr. 10).
Krachtens art. 3:58, § 5, tweede lid KB WVV wordt met materieel belang bedoeld: “de hoedanigheid van informatie waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat de weglating of onjuiste vermelding ervan de beslissingen die een gebruiker op basis van de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een vennootschap, of op basis van de jaarrekening van een VZW, IVZW of stichting neemt, zou kunnen beïnvloeden. Het materieel belang van afzonderlijke posten wordt beoordeeld in de context van andere gelijkaardige posten.”.
[4] Als deze gebeurtenissen belangrijk zijn, moet het bestuursorgaan ze eveneens, conform artikel 3:6, § 1, 2° WVV, vermelden in zijn jaarverslag.
[5] Analoge bepalingen bestaan voor de VZW’s en de stichtingen. Het gaat over de artikelen 3:49 WVV (VZW’s) en 3:53 WVV (stichtingen, behoudens het feit dat § 2 hier niet is hernomen).