10 oktober 2013
Op het ogenblik van de bestreden beslissing was de opdracht echter sinds geruime tijd geheel uitgevoerd, zodat de Raad van de verwerende partij krachtens de ingeroepen wetsbepaling geen verplichting meer kon opleggen om aan die omstreden toestand een einde te stellen. Doordat de bestreden beslissing steunt op de aanvaarding van de desbetreffende opdracht, die als een tekortkoming aan de beroepsplicht tot onafhankelijkheid wordt aangerekend, teneinde de verzoekende partij ertoe te dwingen ontslag te geven als commissaris, lijkt ze aan deze partij geen injunctie op te leggen die kan worden ingepast in artikel 36, § 1, van de wet van 22 juli 1953, maar veeleer een maatregel die tuchtrechtelijk van aard is en met name overeenstemt met de tuchtsanctie waarin is voorzien door artikel 73, § 1, c, van diezelfde wet – het verbod om bepaalde opdrachten te aanvaarden of verder te zetten – waarvoor de Raad van het Instituut evenwel niet bevoegd is aangezien de wet onder een hoofdstuk VIII “Beroepstucht”, andere, onafhankelijke organen daarmee heeft belast na het volgen van een procedure die de eerbiediging van de rechten van verdediging waarborgt.
Het eerste middel is derhalve ernstig voor zover het met betrekking tot de opgelegde verplichting om ontslag te geven als commissaris de onbevoegdheid van de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, alsook de schending van artikel 36 van de wet van 22 juli 1953 aanvoert.
Uit wat voorafgaat volgt dat de in artikel 17, §§ 1 en 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalde cumulatieve voorwaarden voor het bevelen van de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, alle vervuld zijn voor zover de bestreden beslissing de verzoekende partij ertoe verplicht ontslag te geven als commissaris. De voorliggende vordering dient dan ook te worden ingewilligd in zoverre ze dit onderdeel van de bestreden beslissing als voorwerp heeft.
Voor zover de bestreden beslissing de verzoekende partij ertoe verplicht haar aanvaardingsprocedure ten aanzien van nieuwe opdrachten aan te passen – verplichting die te onderscheiden is van de verplichting om ontslag te geven als commissaris en daarvan kan worden afgesplitst – is alvast niet voldaan aan de schorsingsvoorwaarde van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel. De voorliggende vordering dient dan ook te worden verworpen in zoverre ze dit onderdeel van de bestreden beslissing als voorwerp heeft.